| |||
onbedreven adj-na n; onbehendig; ondeskundig; ongeoefend; onvakkundig; onbekwaam; onvaardig; ~ van de koude grond; onhandig; slecht onderlegd in; zwak n (in); minder; mager; pover; ongelukkig; onbeholpen; klungelig; krukkig; knullig; stuntelig; ondeskundigheid; onvakkundigheid; onbedrevenheid; onbehendigheid; ongeoefendheid; onvaardigheid; onhandigheid f; onbeholpenheid; slecht werk; geknoei n; geklungel n; prutswerk n; knoeiwerk n; lorrenwerk; oppervlakkig; vluchtig; onbevredigend; slordig; onzorgvuldig; nonchalant; onverzorgd | |||
| |||
nederig n; onderdanig; afwaartse richting; stroomafwaartse; benedenwindse kant; lagere status; mindere positie; sumō-jargon onderarms manoeuvre; go- of shōgi-speler van mindere rang | |||
| |||
benedenloop n; linkerkant van het toneel (gezien vanuit de zaal); ton., theat. jardin; lagereinde n; benedeneinde n; minder eervolle plaats; rechtertouw van een visnet |
下手 : 25 phrases in 3 subjects |
Baseball | 1 |
General | 23 |
Proverb | 1 |