gen. |
lager maken v1 vt; doen zakken; neerlaten; laten zakken; m.b.t. hoofd buigen; hangen; ophangen; neerhangen; laten hangen; i.h.b. uithangen; m.b.t. wapen, zwaard e.d. dragen; m.b.t. tafel afruimen; afnemen; leegruimen; opruimen; vrijmaken; meer naar achteren zetten; achteruitzetten; achteruit plaatsen; achteruit doen; m.b.t. wagen achteruitrijden; m.b.t. spaargeld enz. opnemen; laten afschrijven; m.b.t. niveau, graad, waarde e.d. verlagen; doen dalen; doen afnemen; verminderen; naar beneden halen; reduceren; neerhalen; i.h.b. depreciëren; i.h.b. degraderen; i.h.b. declasseren |