Dutch ⇄ German

- only individual words found

slaan v
gen.	stark flattern
agric.	Aufschlag Speiseeis; Aufschlag; Lufteinschlag; Overrun
construct.	ein Seil oder Tau schlagen; ein Seil oder Tau zusammenschlagen
mech.eng.	schlagen
sla v
gen.	Kopfsalat
aan de haak slaan v
construct.	an den Haken schlagen; festschlagen (hijsen)
sla v
life.sc., agric.	Salat (Lactuca sativa)
med.	Kopfsalate
gaten slaan v
construct.	Löcher machen; schlagen
een boog slaan v
construct.	ein Bogen schlagen; ein Bogen bauen
plaggen slaan v
construct.	Rasen rammen
water naar buiten slaan v
construct.	Wasser ausschlagen (aus einem Polder)
met een hamer slaan v
construct.	mit einem Hammer schlagen
kalk slaan v
construct.	Kalk hauen
door het dak slaan v
construct.	Regen, durch das Dach sickern (regen)

slagen en : 4 phrases in 3 subjects

Agriculture	1
Law	2
Medical	1