DictionaryForumContacts

   Dutch
Google | Forvo | +
noun | verb | to phrases
schoor m
construct. Kreuz n
schoor v
gen. Band; Kopfband; Strebebrett
agric. Fassschließe
coal., industr., construct. Stempel
construct. Absteifung; Sprieß; Deckenstütze; Aussteifungkreuz; Stützbalken; Unterzug
industr., construct. Knagge; Stütze
mater.sc. Diagonalleiste
mech.eng. Stellstange
stat., agric. Grubenholz
transp. Deckstuetzen; Stuetzen
transp., construct. Strebe
transp., geogr. Stuetze
wood. Spitze; Verzugspfahl
schoren v
construct. abstuetzen; abspreizen
transp. abfangen; verspannen
transp., construct. Stuetzbalken; verstreben
transp., nautic. abpallen
scheren v
agric. Schafschur; Schur; Scheren
industr., construct. Schaeren; Zetteln; scheren
tech., industr., construct. Bäumen
scheren weverij v
gen. Kettenscheren Weberei; Zetteln Weberei
scherend v
earth.sc. Eisscherung; Scheren
schoor
: 21 phrases in 8 subjects
Agriculture3
Construction2
General3
Industry1
Patents3
Technology4
Textile industry1
Transport4