DictionaryForumContacts

   English
Google | Forvo | +
noun | verb | adjective | to phrases
stay [steɪ] n
agric., mech.eng. klamp m
chem. ovenanker n
mater.sc. vaste rib
polit., law aanhouding van de uitspraak; schorsing van behandeling; schorsing van de procedure
transp., construct. tui f
to stay n
transp., construct. aanbrengen van verstijvingen
stay [steɪ] v
construct. kreupele stijl (of a Dutch truss); kappoot (of a Dutch truss)
to stay v
transp., construct. afstijven; schoren; stutten
stays v
construct. draagkabels
stay [steɪ] adj.
gen. stut
agric., industr., construct. duig
agric., mech.eng. rong; zuil
chem. ovenbewapening
construct. draagkabel
industr., construct. beugel
law verblijfplaats; opschorting; schorsing
law, immigr. verblijf
mech.eng. bril
mech.eng., el. stag; versteviging
polit., law uitstel van uitspraak
transp. versterkingsstijl
transp., construct. schoor; tuikabel
transp., el. schoor of tui
to stay adj.
construct. stempelen
transp., construct. verstijven
 English thesaurus
stay [steɪ] n
law a delay or cessation; The act of stopping a judicial proceeding by order of the court
stay [steɪ] v
law to suspend a judgment or proceedings temporarily
stay: 182 phrases in 27 subjects
Agriculture3
Chemistry1
Communications1
Construction9
Economy1
Education4
General9
Health care8
Hobbies and pastimes5
Immigration and citizenship8
Industry6
Insurance8
Labor law2
Law49
Leather2
Materials science3
Mechanic engineering16
Medical5
Municipal planning2
Natural sciences1
Politics8
Security systems1
Social science2
Statistics1
Taxes1
Technology1
Transport25