blazen – phrases

Terms containing blazen | all forms | exact matches only

Subject	Dutch	Russian
gen.	alarm blazen	бить в набат
gen.	alarm blazen	бить тревогу
gen.	beter hard geblazen dan de mond gebrand	излишняя предосторожность делу не вредит
gen.	dat zijn niet die 't Wilhelmus blazen	это не наши люди, им нельзя доверять
gen.	dat zijn ze die 't Wilhelmus blazen	это наши люди, им можно доверять
fig.	de aftocht blazen	уйти
gen.	de aftocht blazen	трубить сигнал к отступлению
inf.	de kraaienmars blazen	отправиться на тот свет
inf.	de kraaienmars blazen	умереть
gen.	de reveille blazen	трубить зорю
gen.	de terugtocht blazen	трубить отступление
gen.	de wind blaast hevig	сильно дует ветер
gen.	geen veer van zijn mond kunnen blazen	быть беспомощным
gen.	het is oppassen geblazen	нужно соблюдать осторожность (we moeten voorzichtig zijn Сова)
gen.	het is oppassen geblazen	осторожность не помешает (we moeten voorzichtig zijn Сова)
gen.	iem., iets in het oor blazen	нашёптывать (кому-л., что-л.)
gen.	iem., iets in het oor blazen	наушничать
gen.	iem., iets in het oor blazen	шептать на ухо (кому-л., что-л.)
gen.	koud en heet uit een mond blazen	быть двуличным
gen.	kringetjes blazen	пускать кольца дыма (при курении)
gen.	op de trompet blazen	играть на трубе
gen.	van toeten noch blazen weten	ничего не знать
idiom.	van toeten noch blazen weten	ничего не знать (juliab.copyright)
gen.	van toeten noch blazen weten	ничего не понимать
mil.	verzamelen blazen	трубить сбор (Сова)

Get short URL