DictionaryForumContacts

Morphology analysis
afplakken (11) | Verb
1 aanafplakken
2 aanafplakkend
3 aangeafplakt
4 afplak
5 afplakt
6 afplakt
7 afplakken
8 afplakken
9 afplakken
10 aangeafplakt
11 aangeafplakt
12 aangeafplakt
13 aangeafplakt
14 aangeafplakt
15 aangeafplakt
16 afplakte
17 afplakte
18 afplakte
19 afplakten
20 afplakten
21 afplakten
22 aangeafplakt
23 aangeafplakt
24 aangeafplakt
25 aangeafplakt
26 aangeafplakt
27 aangeafplakt
28 aanafplakken
29 aanafplakken
30 aanafplakken
31 aanafplakken
32 aanafplakken
33 aanafplakken
34 aangeafplakt
35 aangeafplakt
36 aangeafplakt
37 aangeafplakt
38 aangeafplakt
39 aangeafplakt
40 aanafplakken
41 aanafplakken
42 aanafplakken
43 aanafplakken
44 aanafplakken
45 aanafplakken
46 aangeafplakt
47 aangeafplakt
48 aangeafplakt
49 aangeafplakt
50 aangeafplakt
51 aangeafplakt
52 afplak