DictionaryForumContacts

Morphology analysis
uitschietenen (24) | Verb
1 uitschietenen
2 uitschietenend
3 geuitschietend
4 uitschieten
5 uitschietent
6 uitschietent
7 uitschietenen
8 uitschietenen
9 uitschietenen
10 geuitschietend
11 geuitschietend
12 geuitschietend
13 geuitschietend
14 geuitschietend
15 geuitschietend
16 uitschietende
17 uitschietende
18 uitschietende
19 uitschietenden
20 uitschietenden
21 uitschietenden
22 geuitschietend
23 geuitschietend
24 geuitschietend
25 geuitschietend
26 geuitschietend
27 geuitschietend
28 uitschietenen
29 uitschietenen
30 uitschietenen
31 uitschietenen
32 uitschietenen
33 uitschietenen
34 geuitschietend
35 geuitschietend
36 geuitschietend
37 geuitschietend
38 geuitschietend
39 geuitschietend
40 uitschietenen
41 uitschietenen
42 uitschietenen
43 uitschietenen
44 uitschietenen
45 uitschietenen
46 geuitschietend
47 geuitschietend
48 geuitschietend
49 geuitschietend
50 geuitschietend
51 geuitschietend
52 uitschieten
uitschiet (193) | Adjective
uitschiet
uitschiete
uitschieter
uitschieters
uitschietere
uitschietst
uitschietste
uitschieten
uitschieten (16) | Verb
1 uitschieten
2 uitschietend
3 uitgeschoten
4 uit
5 uit
6 uit
7 uit
8 uit
9 uit
10 uitgeschoten
11 uitgeschoten
12 uitgeschoten
13 uitgeschoten
14 uitgeschoten
15 uitgeschoten
16 uit
17 uit
18 uit
19 uit
20 uit
21 uit
22 uitgeschoten
23 uitgeschoten
24 uitgeschoten
25 uitgeschoten
26 uitgeschoten
27 uitgeschoten
28 uitschieten
29 uitschieten
30 uitschieten
31 uitschieten
32 uitschieten
33 uitschieten
34 uitgeschoten
35 uitgeschoten
36 uitgeschoten
37 uitgeschoten
38 uitgeschoten
39 uitgeschoten
40 uitschieten
41 uitschieten
42 uitschieten
43 uitschieten
44 uitschieten
45 uitschieten
46 uitgeschoten
47 uitgeschoten
48 uitgeschoten
49 uitgeschoten
50 uitgeschoten
51 uitgeschoten
52 uit