| |||
een zwak voor iem. hebben (кого-л.); beminnen; fel op iets zijn (что-л.); iem. gaarne zien (кого-л.); iets graag hebben; liefhebben; lijden; lusten; minnen; mogen; van iets, iem. houden (что-л., кого-л.); verzot zijn op (кого-л., что-л.); houden van (Hij houdt van Belgisch bier en frieten. 4uzhoj) | |||
graag zien (=houden van, liefhebben , beminnen Сова) | |||
lieven |
любить: 40 phrases, 5 sujets |
Argot | 1 |
En disant | 4 |
Général | 32 |
Grossier | 1 |
Informel | 2 |